Paragraaf 1: Wie produceert dat?
Produceren is het maken van goederen en diensten. Een product begint altijd als grondstof en wordt verwerkt tot eindproduct. Tijdens de productie wordt het product bewerkt, dit noemen we de productieweg tot het product klaar is.
Productie in enge zin: De productie in de formele sectoren, oftewel de productie door bedrijven en de overheid. Wanneer je betaald werk doet, werk je in de formele sector. Je hebt dan een arbeidsovereenkomst en je staat geregistreerd bij de belastingdienst.
Wanneer je huishoudelijk werk doet of vrijwilligerswerk, dan ben je werkzaam in de informele sector. Ook zwart werken (je doet betaald werk, maar betaalt geen belasting en premies) hoort bij de informele sector. Productie in ruime zin zijn alle activiteiten om in behoeften te voorzien. Zowel uit de formele als informele sector.
Om te kunnen produceren heb je productiemiddelen nodig. Dit zijn bijvoorbeeld machines, computers, auto's arbeiders.
Productiefactoren zijn middelen die noodzakelijk zijn om te kunnen produceren. Er zijn vier productiefactoren:
- Natuur: alles wat uit de natuur komt
- Arbeid: de menselijk inspanning van mensen tijdens het produceren
- Kapitaal: gebouwen, machines en gereedschap die je nodig hebt tijdens het produceren.
- Ondernemerschap: een ondernemer combineert de bovengenoemde productiefactoren.
Mensen die goederen en diensten kopen doen dat om in hun behoeften te voorzien. De mensen leveren ook productiefactoren: mensen werken in een bedrijf of hebben zelf een bedrijf. Ze sparen geld voor de rente. De bank leent dit geld weer uit aan bedrijven zodat bedrijven investeringen kunnen doen.
Bij de vier productiefactoren horen ook vier beloningen:
- Natuur: pacht
- Arbeid: loon
- Kapitaal: rente
- Ondernemerschap: winst
Bij mechanisatie wordt menselijke spierkracht vervangen door machines. Bij automatisering wordt menselijk denkwerk vervangen door machines.
Als bedrijven nieuwe of betere machines kopen, noemen we dat investeren. Hierdoor kunnen bedrijven vaak goedkoper, meer en beter produceren.
Door mechanisering en automatisering kunnen werknemers in een bedrijf veel meer per persoon produceren dan vroeger. De arbeidsproductiviteit is toegenomen. Arbeidsproductiviteit is de hoeveelheid producten een persoon in een bepaalde periode kan maken.
Als een bedrijf veel gebruik maakt van machines bij het produceren noemen we dit kapitaalintensief. Als een bedrijf veel gebruik maakt van menselijk werk, en dus veel arbeiders gebruikt bij de productie, noemen we dit arbeidsintensief.
Meestal werken verschillende bedrijven aan een product. In een bedrijfskolom kun je alle bedrijven zien die aan een product werken tijdens de productieweg. De producent die de grondstof uit de natuur haalt, noemen we doe oerproducent. Als laatste staat de winkel waarin het product wordt verkocht.
Niet alle bedrijven maken goederen, zo zijn er ook bedrijven die diensten leveren. Dit noemen we een dienstverlenend bedrijf. Bijvoorbeeld een transportbedrijf of een schoonmaakbedrijf.
Er zijn drie soorten bedrijven. Industriële bedrijven maken goederen. Dienstverlenende bedrijven leveren diensten en agrarische bedrijven produceren vanuit de natuur.
Ieder bedrijf uit de bedrijfskolom voegt waarde toe. Het product wordt zo meer waard en zal daardoor in prijs stijgen. Dit noemen we de toegevoegde waarde. De hoogte van de waarde toevoeging hangt af van de hoeveelheid arbeid en de gebruikte machines.
Een bedrijfskolom kan langer worden, dan komt er een schakel bij. Als de bedrijfskolom korter wordt, gaan er schakels weg.
Maak jouw eigen website met JouwWeb